Rookwerendheid blijft lastiger dan je denkt. In Nederland hebben we sinds kort een herziene versie van NEN 6075. Die is beter dan de voorgaande versie, maar nog niet echt eenvoudig.
Voor alleen een deur is het natuurlijk wél simpel: daarvoor is er immers een Europese testmethode. Een Europese lidstaat mag dan geen eigen methode gebruiken, dus voor deuren (en te openen ramen) wordt keurig doorverwezen naar EN 1634-3. Dat is overigens niet voor iedereen duidelijk las ik onlangs. In een artikel beweerde een ‘deskundige’ dat de nieuwe NEN 6075 aangeeft dat bij de Sa-test van een deur de onderdorpel niet afgeplakt mag worden. Ongetwijfeld onbedoeld maakt die ‘deskundige’ daarmee de onduidelijkheid weer wat groter. NEN 6075 zou daarmee immers afwijken van de Europese testmethode die juist omschrijft dat bij de Sa-meting de lekkage bij de onderdorpel niet hoeft te worden meegenomen. Nou ja, een vergissing is menselijk.
Laten we het rookgordijn wat optrekken
Hoe ‘werkt’ de nieuwe methode? Het belangrijkste verschil met ‘vroeger’ is dat de norm op componentniveau aangeeft welke lekkage toelaatbaar is. In analogie met de Europese EN 1634-3 wordt de prestatie van de componenten met Sa of S200 aangeduid, maar een ‘officiële’ classificatie is dat natuurlijk niet, die is immers (via het Europese systeem) weggelegd voor deuren en te openen ramen. Voor de scheiding als geheel wordt daarom een Ra of R200-classificatie bepaald. Dat is ook de eis die per 1 juli in het Bouwbesluit komt, en later in het BBL.
Hoe gaat dat in de praktijk?
eem een gangwand in gedachten, met daarin een deur. Boven het plafond zitten vaak doorvoeringen, bijvoorbeeld ventilatiekanalen en kabels. Verder sluit de wand aan op de omringende constructies, dat levert naden op. De uiteindelijke rookwerendheid van deze ‘scheidende constructie’ wordt bepaald door de lekkage van de deur, de doorvoeringen, de aansluitingen (naden) en natuurlijk de wand zelf. In NEN 6075 is voor elke component aangegeven hoe de lekkage ervan moet worden bepaald. Doorgaans door het meten van de luchtlekkage, soms ook visueel (bijvoorbeeld voor naden: een ‘gesloten’ naad hoef je bij Sa niet mee te nemen). Voor de situatie bij verhoogde temperatuur is een meting (bij 200 graden) nodig, of kan (als die bekend is) worden teruggevallen op de brandwerendheid van die component: Sa met E20 geldt als S200. Voor de wand als geheel geldt dan: als alle componenten als Sa mogen worden gezien, dan is de WRD van die wand Ra. Als alle componenten als S200 mogen worden gezien is de WRD van de wand R200.
Maar er zit nog een addertje onder het gras
Het aantal onderdelen waaruit de wand bestaat mag niet meer zijn dan twee plus één per vijf vierkante meter. De wand met de deur zijn er al twee. Dan zijn er nog de naden (voor Sa kun je die doorgaans negeren, voor S200 niet). Hoeveel extra zaken zoals doorvoeringen toelaatbaar zijn hangt dus ook af van de oppervlakte van de wand. Ik schreef het al: het blijft lastiger dan je denkt.
Ir. Jacques Mertens, Senior Adviseur Brandveiligheid
Download eventueel hier de column van Jacques als pdf-document